De geestelijk gehandicapte Yoon Do-joon krijgt de schuld in de schoenen geschoven van een vreselijke moord. Zijn situatie lijkt hopeloos. Totdat er hulp komt uit onverwachte hoek: zijn arme, alleenstaande moeder is vastberaden om de ware moordenaar te vinden om haar zoon uit de gevangenis te krijgen.

Tae-sik Cha, gewoonlijk "Ajusshi" (mister) genoemd in zijn buurt, runt een vervallen lommerd in een achterbuurt. Niemand weet veel van hem af en hijzelf bemoeit zich met geen mens, behalve So-mi, het dochtertje van junkiemoeder Hyo-jeong. Als deze een man over de vloer heeft, komt So-mi naar Tae-sik en besteedt daar haar tijd. Op een dag levert Hyo-jeong een pakje bij Tae-sik in met de vraag dit voor hem te bewaren. Dit is het begin van een hoop ellende voor Tae-sik.

In 1950 breekt er oorlog uit tussen het communistische Noord-Korea en het kapitalistische Zuid-Korea. Terwijl ze met hun familie op de vlucht zijn worden twee broers meegenomen naar het front, om daar te vechten voor de vrijheid van hun volk.