Een zwoele zomer in de jaren zestig. De 16-jarige Simon wil graag in de smaak vallen bij de steenrijke broertjes Arnout en Victor van Riebeeck. Zo komt hij vaak over de vloer op het kapitale landgoed waar Arnout en Victor wonen. Ze luieren, tennissen, draaien plaatjes en dansen met Arnouts mooie vriendin Frederique. Op de zolder van de enorme villa houden ze ondertussen hun maatje Ronnie verborgen, een kleine crimineel die op de vlucht is voor zijn vader en de politie. Zonder dat ouders of personeel ook maar iets doorhebben houdt hij zich daar schuil. Aanvankelijk vinden de jongens het allemaal wel grappig, tot Ronnie een last wordt en zij zelfs door hem gechanteerd worden. Hoe komen ze van hem af?

1888: Een vioolbouwer, Vedder, moet het veld ruimen als zijn huisje, gelegen tegenover het net opgeleverde Centraal Station van Amsterdam, moet wijken voor het geplande Victoria Hotel.

Omdat Appie jarig is, gaan de Anubis bewoners naar een oud landhuis. Tijdens Appie's horrorfeestje slaat de klok twaalf en begint het huis te spoken; de piano speelt uit zichzelf en achter een dichte deur zit een heus spookhuis. Maar als één van hen daarna zoek is, lijkt het even niet meer voor de lol. Maken ze elkaar bang? Of spookt het echt in huis? Nienke denkt dat het te maken heeft met het dagboek dat ze in het huis heeft gevonden. Het is van het eenzame jongetje Arghus dat honderd jaar geleden in het huis woonde. Hij wilde bij een groepje vrienden horen, maar werd door hen verstoten, waarna hij wraak zwoer op hun vriendschap. In en om het huis begint het steeds meer te spoken en geen plek is veilig. De Club van de Oude Wilg gaat op onderzoek uit en komt erachter dat ze het slachtoffer zijn van een duister ritueel. Maar dan raakt Nienke ook de rest van de Club kwijt. Lukt het haar om in haar eentje de anderen te redden? Of gaan ze voor altijd ten onder aan de wraak van Arghus?