Het verhaal begint in 1985 als François hoort dat zijn vader wordt vermist. Hij gaat op zoek en treft zijn oude vader verward aan. Die confrontatie brengt hem terug naar zijn jeugdjaren. Als 7-jarig jongetje, was hij een vooral verlegen en ziekelijk kind. Hij lijkt ook weinig op zijn ouders: zijn (Joodse)vader Maxime was voor de oorlog een sportatleet en zijn moeder was een zwemkampioene maar hij is een bangig en verlegen jongetje. Naarmate de jaren verstrijken, voelt François steeds zwaarder de teleurstelling van zijn ouders op zich drukken en steeds vaker zoekt hij troost bij zijn Joodse buurvrouw Louise. Als hij 15 jaar is vertelt Louise hem een strikt verborgen familiegeheim uit de laatste maanden van de oorlog. Hij ontdekt de achtergrond van hun passie en hun schaamte en het wordt hem duidelijk dat het verleden van zijn ouders helemaal niet zo idyllisch is verlopen als hij als jongetje altijd had aangenomen..

Ze zijn vijf broers die uiterlijk op elkaar gelijken maar toch verschillen. Ze werden opgevoed door een moeder die vroeg weduwe is geworden. Eén van de broers verliet het gezin. Toen hij weer opdaagde, achtervolgd door een bende smokkelaars, voegde hij zich weer bij zijn familie en onthulde hen een geheim. De vijf mannen zullen samen de energie vinden om zich te verdedigen en zoeken naar een middel om hun vader, die werd vermoord, te wreken.

De blinde pianiste Sofia hoort in het appartement boven haar woning een hoop kabaal dat naar de dood van buurvrouw Veronique leidt. Het is het begin van een reis die Sofia in contact doet brengen met Veronique's vader Milos Radic, een Servische zakenman die ervan beschuldigd wordt een oorlogscrimineel te zijn.