Het einde van de 19e eeuw: Een boot gevuld met Zweedse emigranten komt aan op het Deense Bornholm. Onder de reizigers zijn ook Lasse en Pelle die werk willen zoeken in Denemarken. Ze vinden werk bij een grote boerderij maar worden mensonterend behandeld.

Carl-Henning is een jonge man die als leerling werkt op een melkveebedrijf in het Deense moerasland. Als hij niet aan het werk is, sleutelt hij aan een auto en droomt hij van een jong meisje dat een plaatselijke student is. Na een paar biertjes te veel steelt hij op een avond wat geld uit de kassa op het werk. Hij wordt betrapt door de voorman, die de jongeman slaat. Carl-Henning verdedigt zichzelf en slaat de man van een trap. Ervan overtuigd dat hij de man heeft vermoord, rent Carl weg en sluit zich aan bij een rondreizend kermis. Hoewel de voorman slechts een lichte bult op zijn hoofd heeft en alles is vergeven, krijgt Carl nooit bericht dat hij welkom is om terug te keren en begint hij aan een reeks avonturen die hem tot ver buiten de boerderij brengen.

Eric Erickson, een Zweedse oliehandelaar, stemt in met een voorstel van de Geallieerden de Nazi's te bespioneren. Zijn vrienden verdwijnen als sneeuw voor de zon, omdat hij zich voor zijn dekmantel nu met Nazi's moet inlaten.