Marseille, juli 1905. De jonge Marcel Pagnol heeft net zijn lagere school afgemaakt. Over drie maanden zal hij naar het lyceum gaan. Drie maanden... een eeuwigheid als je zo oud bent. Want het is tijd voor vakantie, de echte, de grote. Als kind van de stad brengt deze langverwachte terugkeer naar zijn geliefde heuvels van Aubagne hem in vervoering van geluk. Daar vindt hij de natuur, weidse ruimten en bovenal zijn vriendin Lili. Maar zijn onverwachte ontmoeting met Isabelle, een kasteelvrouw met een venijnige charme, zal dit mooie zomerevenwicht verstoren, op de leeftijd dat de tijd van zorgeloosheid plaats maakt voor die van geheimen.

Al van tijdens zijn jeugd, die hij in totale armoede doorbracht in een zigeunerkamp, heeft Edmond Vidal, alias Momon, onthouden wat échte familiewaarden zijn; loyaliteit zonder grenzen, en trots over zijn afkomst. Vooral zijn band met Serge Suttel, zijn jeugdvriend met wie hij de gevangenis invloog na een ordinaire kersendiefstal, is goed bewaard gebleven. Samen waagden ze de sprong naar de Grote Misdaad, en stonden ze aan de wieg van de Bende van Lyon, wat van hen de meest notoire gangsters uit het begin van de jaren ’70 maakte.