Een stijlvolle misdaad-actiefilm over een CEO van een privédetectivebureau en een officier van justitie die de as van het kwaad moet opsporen.

Mei, 1980. Man-seob is een taxichauffeur in Seoel die zijn jonge dochter alleen moet opvoeden met hoge ziekenhuisrekeningen nadat zijn vrouw overleed. Op een dag hoort hij dat een Duitser genaamd Peter bereid is een grote som te betalen voor een heen-en-terug reis naar Gwangju.

Tae-sik Cha, gewoonlijk "Ajusshi" (mister) genoemd in zijn buurt, runt een vervallen lommerd in een achterbuurt. Niemand weet veel van hem af en hijzelf bemoeit zich met geen mens, behalve So-mi, het dochtertje van junkiemoeder Hyo-jeong. Als deze een man over de vloer heeft, komt So-mi naar Tae-sik en besteedt daar haar tijd. Op een dag levert Hyo-jeong een pakje bij Tae-sik in met de vraag dit voor hem te bewaren. Dit is het begin van een hoop ellende voor Tae-sik.

oon-joo is begin 30. Ze studeert beeldende kunst. Op zoek naar materialen voor haar afstudeerproject ziet ze Ji-soo in een rommelwinkel. Niet veel later komt Yoon-joo haar weer tegen wanneer Ji-soo in een winkel sigaretten wil kopen, maar geen identiteitsbewijs op zak heeft.

Zodra de seriemoordenaar Doo-Suk Lee weer wat vrijheden krijgt in de gevangenis, schrijft hij zijn autobiografie 'Ik ben een moordenaar', waarin hij in detail al zijn moorden beschrijft. Het boek wordt een bestseller en Ji-soo Han, de moeder van één van zijn slachtoffers zweert wraak. Detective Choi, die Lee's moorden vijftien jaar onderzocht, heropent hierdoor een aantal zaken. Ondertussen wordt er een andere moordenaar actief, waardoor twijfel ontstaat aan Lee's schuld aan de seriemoorden.