Een bende van vijf geleid door Seok-Tae, kidnapt het babyjongetje Hwa-Yi en voeden het kind op als hun eigen zoon. Seok-Tae is een koude, maar charismatische leider, Ki-tae een geweldige autocoureur, Jin-seong een ideale planner, Beom-soo een wapenspecialist en Dong-beom een koude vechtjas. Van hen allen leert Hwa-Yi de kneepjes van het vak en wordt getraind tot een dodelijke moordenaar. Maar dan komt Hwa-Yi iets te weten dat hem op het spoor zet van zijn eigenlijke afkomst.

Midden in de chaos van het vluchtelingenprobleem uit de Koreaanse Oorlog in december 1950, ziet een jonge jongen, Duk-soo, in één oogwenk zijn leven veranderen wanneer hij zijn zuster kwijtraakt en zijn vader achterlaat om haar terug te vinden. In het stadje Busan wijdt Duk-soo zich later aan zijn resterende familie, en doet er allerlei klussen in de plaats van zijn vader, om hen te ondersteunen. Zijn toewijding leidt hem eerst naar de dodelijke kolenmijnen in Duitsland, waar hij zijn eerste liefde Youngja, ontmoet. Vervolgens reist hij door naar het door oorlog verscheurde Vietnam.

Tae-sik Cha, gewoonlijk "Ajusshi" (mister) genoemd in zijn buurt, runt een vervallen lommerd in een achterbuurt. Niemand weet veel van hem af en hijzelf bemoeit zich met geen mens, behalve So-mi, het dochtertje van junkiemoeder Hyo-jeong. Als deze een man over de vloer heeft, komt So-mi naar Tae-sik en besteedt daar haar tijd. Op een dag levert Hyo-jeong een pakje bij Tae-sik in met de vraag dit voor hem te bewaren. Dit is het begin van een hoop ellende voor Tae-sik.

Kyeong-Cheol is een gevaarlijke psychopaat die voor zijn plezier mensen doodt. Deze seriemoordenaar vermoordt uiteindelijk het verkeerde meisje, namelijk de dochter van een gepensioneerde politiechef.

Een priester houdt zich bezig met een medisch experiment, maar als de boel fout gaat, verandert hij in een vampier. Het duurt niet lang voor ook zijn leven flink begint te veranderen. Zo krijgt hij een affaire met de vriendin van een oude vriend van hem. De priester begint zich vervolgens steeds meer af te vragen hoeveel menselijkheid er nog in hem zit.

Tijdens de Koreaanse oorlog heeft een groep van 772 cadetten onder leiding van een commandant van de guerrilla-taskforce de opdracht om een afleidingsmissie uit te voeren op Jangsari Beach in Zuid-Korea. Het plan is om de Noord-Koreaanse strijdkrachten te misleiden door te denken dat de oppositietroepen een beslissende invasie lanceren. Door dit te doen, zouden ze de weg kunnen effenen voor de Incheon Landing Operation. Ondertussen doet een Amerikaanse verslaggever en oorlogscorrespondent verslag over de Koreaanse oorlog en probeert hulp te krijgen van de internationale gemeenschap terwijl de soldaten moeite hebben om hun missie te volbrengen vanwege een gebrek aan goede training, wapens en onvoldoende voedsel en voorraden.

Het is 1991. Mogadishu, de hoofdstad en meest bevolkte stad van Somalië wordt verscheurd door een burgeroorlog. Het personeel en de gezinnen van de Zuid-Koreaanse ambassade, geïsoleerd en zonder enige communicatie, moeten het hoofd bieden aan een hagel van kogels en granaten. Op een nacht klopt personeel van de Noord-Koreaanse ambassade op de deur en vraagt om hulp. De mensen van beide ambassades hebben één doel, ontsnappen uit Mogadishu.