Het enige dat Wally Mellish, een ex-gevangene in het Australië van de jaren zestig, wil, is een rustig leven leiden met zijn vriendin Beryl. Helaas, wanneer twee politieagenten langskomen om dit te verstoren, loopt een misverstand al snel uit de hand, waardoor Wally, Beryl en haar kind vast komen te zitten in hun huis, omringd door gewapende politie in de veronderstelling dat Wally iedereen gegijzeld houdt. De gebeurtenissen ontaarden al snel in een mediacircus, terwijl Wally er door de belegering – onbedoeld – in slaagt een symbool te worden voor de anti-oorlogsbeweging.

2012. De temperaturen stijgen constant. Sidney is omringd door bosbranden en er blijft slechts water voor een achtal weken. Wanneer de branden de stad bereiken verliezen honderden mensen het leven.

Rikky is een talentvolle geologe en probeert in haar vrije tijd een carrière op te bouwen als zangeres. Haar broer Pete is excentriek en heeft een zwak voor opzienbarende uitvindingen. De twee zijn gek op elkaar en als Pete weer eens de woede van zijn vader en de politie op zijn hals heeft gehaald, vluchten ze naar een afgelegen mijndorp, waar hun leven drastisch verandert.

Net na zijn 21ste verjaardag gaat Bill in Vietnam vechten als lid van de Australische strijdkrachten. Hij zit in de Special Air Services, een professionele elite-eenheid die neerkijkt op de 'Nashos', de soldaten met dienstplicht. Bill zijn beste vriend is de joviale, oudere Harry, een innemende cynicus. De rest van 'de bende' zijn Rogers, Dawson, Scott en later ook Bung, allen jonge mannen die echt geloven dat zij voor hun vaderland vechten. Het dagelijkse leven in het kamp bestaat uit regen, bier, kaarten en slecht eten, enkel onderbroken door de sporadische opwinding van terreur tijdens de junglepatrouilles. Hun geluk begint echter te dalen naarmate hun 'tour' vordert en dit na een reeks van schermutselingen met de vijand. Naarmate het aantal slachtoffers in eigen rangen stijgt, telt Bill de dagen af tot hij terug naar huis kan.