De blinde Marie-Laure woont met haar vader in Parijs naast het Natuurhistorisch Museum, waar hij werkt als curator. Wanneer Marie-Laure twaalf is, bezetten de nazi's Parijs. Vader en dochter vluchten naar het Bretonse Saint-Malo; ze hebben echter de grootste en meest waardevolle schat van het museum meegenomen. Ondertussen belandt de Duitse Werner Pfennig, die opgegroeid is in een weeshuis in een Duits mijnstadje samen met zijn jongere zusje Jutta, bij de Hitlerjugend. Hij wordt vervolgens naar het front gestuurd. Via Rusland komt hij tenslotte in Saint-Malo terecht, waar zijn verhaal en dat van Marie-Laure kruisen.

Wanneer een gruwelijk geënsceneerd lichaam wordt gevonden op een bergpas in de Alpen, dichtbij de Duits-Oostenrijkse grens, worden twee rechercheurs gestuurd voor onderzoek. Voor de Duitse detective Ellie is dit de eerste echte uitdaging van haar carrière; haar Oostenrijkse tegenhanger Gedeon lijkt echter alle ambities in zijn werk te hebben verloren. Al snel ontdekken ze meer plaats delicten met symbolisch geposeerde slachtoffers, die doen denken aan heidense rituelen. Het lijkt allemaal deel uit te maken van een groter, sinister plan. Ellie staat steeds meer onder druk om de motieven van de gestoorde moordenaar te begrijpen, zodat ze hem kan stoppen. De jacht leidt hen steeds dieper in de donkere valleien en archaïsche Alpengebruiken - en de paranoïde wereld van de moordenaar.