Het is 1977. In het burgerlijke stadje Sainte-Gudule, in het Noorden van Frankrijk, woont Suzanne Pujol. Zij is de toegewijde en huiselijke vrouw van de rijke industrieel Robert Pujol, die zijn paraplufabriek met ijzeren hand leidt. De norse baas tiranniseert zijn arbeiders en voert thuis hetzelfde schrikbewind. Wanneer Robert een hartaanval krijgt en rust moet nemen, wordt Suzanne gedwongen het werk van haar man over te nemen. Tot ieders verbazing ontpopt Suzanne zich tot een bekwame zakenvrouw die van aanpakken weet. Maar dan komt Robert terug en worden de zaken gecompliceerd.

Patrick, een reisagent van begin 30, woont samen met Arthur, een immigratieadvocaat; maar Patrick slaapt al heel lang op een luchtbed op de vloer van hun slaapkamer. Zijn jongere broer, Tony, is van plan om met zijn middelbare schoolliefde te trouwen, maar heeft een affaire die veel bevredigender is dan zijn relatie met zijn verloofde. Hun oudere broer, Ryan, is gescheiden, woont thuis en werkt in de hopeloos onrendabele herenkledingwinkel van zijn ouders. En McCauley maakt al snel pijnlijk duidelijk dat het huwelijk van de ouders verre van gelukkig is.