Adams Æbler is een modern religieuze fabel over geloof en de strijd tussen goed en kwaad. Adam, een neonazi, krijgt een taakstraf van 12 weken en wordt naar de priester Ivan gestuurd. Adam krijgt de opdracht een appeltaart te bakken met de appels van de boom voor de kerk.

Om je een vreemdeling te voelen, hoef je niet eens van ver te komen. Karl verhuist met zijn moeder van een Christelijke gemeenschap aan de westkust van Denemarken naar de multiculturele wijk Nørrebro in Kopenhagen. Sawsan, een Islamitisch meisje uit zijn klas, neemt hem onder haar hoede en maakt hem wegwijs in de grote stad. Karls reacties op het leven in de kosmopolitan werken bij Sawsan op de lachspieren. Hij zal vooral iets aan zijn dialect moeten doen, wil hij ooit geaccepteerd worden in de nieuwe omgeving. Karl is een virtuoos op het mengpaneel en als hij ontdekt dat Sawsan een lied heeft geschreven om mee te doen aan het jongeren songfestival, wil hij haar daar graag bij helpen. Sawsans vader verbiedt zijn dochter om mee te doen, maar Karl heeft andere plannen.

Inger werkt als vrijwilligerster in een opvangcentrum in Kopenhagen wanneer ze verliefd wordt op de Ghanese vluchteling Kwame. Ze zijn gelukkig en verliefd tot op een dag Kwame telefoon een geheim prijsgeeft over zijn verleden dat hun geluk op de helling zet.